De villas en hotels op de zeedijk en de haveninfrastructuur kwamen zwaar gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. Het Oosterstaketsel en de vuurtoren werden kort daarop heropgebouwd, net als de villas en hotels over de ganse lengte van de zeedijk. Aangezien de zeedijk deel uitgemaakt had van de Atlantikwall, waren deze gebouwen nagenoeg volledig door de Duitsers ontmanteld of vernield. Bij de heropbouw ervan, primeerden kwaliteit en degelijkheid boven esthetiek. In een mum van tijd verrezen op de restanten van de vernielde villas de eerste hoogbouwappartementen. Deze werden opgetrokken ten behoeve van de toeristen die opnieuw massaal naar Blankenberge afzakten. Voor diezelfde badtoeristen bouwde de stad in 1948 eveneens een modern badencomplex ter hoogte van het Casino, voorzien van douches, toiletten, verkleedruimtes en alle comfort.
Zie foto 1: voor de toeristen die kort na WO II opnieuw massaal naar Blankenberge afzakten, bouwde het stadsbestuur in 1948 een modern badencomplex. Bron: Collectie Heemkundig Centrum De Benne.
In het begin van de jaren 1950 liet het gemeentebestuur op de restanten van het oude slachthuis eveneens een nieuw stadhuis bouwen. In 1959 bouwde men aan het waterkasteel een nieuwe brandweerkazerne. In 1960 legde het gemeentebestuur de eerste steen van het ziekenhuis Koningin Fabiola en kocht het grond op van buurgemeente Uitkerke voor de oprichting van een sportstadion.
Met de democratisering van het toerisme kreeg Blankenberge vooral na de Tweede Wereldoorlog een ander publiek over de vloer. Het elitaire publiek begon af te zakken naar Knokke, Koksijde en De Haan en maakte plaats voor een middenklasse die voornamelijk afkomstig was uit eigen land, in hoofdzaak uit het Antwerpse, het Gentse en de streek rond Luik, Verviers en Brussel. Het Hôtel des Bains et des Familles uit 1864, dat in de gloriedagen van het elitaire badtoerisme gold als het meest prestigieuze hotel van de Noordzeekust, ging halfweg de jaren 1950 onder de sloophamer om plaats te maken voor appartementsgebouwen. Het buitenlandse badcliënteel bestond kort na de oorlog voornamelijk uit Britten, Fransen, Nederlanders en Luxemburgers.
De periode kort na WO II luidde het einde in van de Blankenbergse visserij. De lokale vissersvaartuigen, die al voor WO II enorm in aantal waren geslonken, waren op het einde van de oorlog op bevel van de Duitsers weggetrokken en kwamen na de oorlog niet meer terug. Uiteindelijk besloot het gemeentebestuur om de haven een nieuwe functie te geven en deze om te vormen tot jachthaven, waarvan de eerste steiger in 1955 werd ingehuldigd. Alhoewel de visserij wegkwijnde, probeerde het gemeentebestuur de lokale visserij in 1959 toch nog een finale stimulans te geven door de bouw van een nieuwe vismijn, maar dit kon niet baten. De lokale visserij was intussen folklore geworden. Opdat men deze episode uit de Blankenbergse geschiedenis nooit zou vergeten, riep men begin de jaren 1950 de folkloristische havenfeesten in het leven die tot op vandaag elk jaar duizenden bezoekers lokken.
Sinds de jaren 1950-1960 zag Blankenberge zijn inwonersaantal telkens in de zomermaanden exponentieel toenemen. Hierop inspelend werden nu ook in de binnenstad hoogbouwappartementen opgetrokken. Andere vormen van verblijfstoerisme zoals campings en de vakantiecentra, die al in het interbellum bestonden, werden toen verder geïntensifieerd. Vlak voor het station werd een VVV-kantoor gebouwd om de vele verblijfstoeristen en dagjesmensen op te vangen.