De stede ende porte van Blankenberghe

In 1270 verleende gravin Margareta van Konstantinopel stadsrechten aan Blankenberge, dat toen een vissersgemeenschap was die een 60-tal schepen telde. De Honderdjarige Oorlog in de 14e en 15e eeuw stond een uitbreiding van de visserij in de weg. De Blankenbergse vissers werden evenwel vaak gevraagd als loods aangezien zij als geen ander schepen veilig en wel door de Vlaamse banken en het Zwin naar Sluis konden loodsen. Op 23 november 1334 werd de parochiekerk door een storm beschadigd. Op een perceel grond zo’n 300 meter landinwaarts, gelegen op het grondgebied van Uitkerke, bouwde de Blankenbergse vissersgemeenschap een nieuwe kerk met Sint-Antonius als patroonheilige. Deze kerk werd in 1358 ingewijd.

Zie foto 1: het stadszegel van Blankenberge anno 1330. Bron: Kunstpatrimonium Blankenberge, KP1618.

Als gevolg van de storm moesten nieuwe dijken aangelegd worden. In de 14e eeuw verscheen op de primitieve zeedijk de eerste vuurtoren of vierboete. De vissersschuiten moesten bij gebrek aan een schuilhaven nog op het strand aanleggen.

Zie foto 2: de Blankenbergse schuit. De oudste verwijzing naar een Blankenbergse schuit dateert van omstreeks 1460. Bron: Kunstpatrimonium Blankenberge, KP0468.

De uitvoer van vis en de import en export van andere goederen gebeurden in hoofdzaak via de Blankenbergse Vaart of Grote Ede. Vanaf de 15e eeuw had Blankenberge een binnenhaven (te situeren in de noordoosthoek van het huidige Leopoldpark) die via de caeyeleet in verbinding stond met de Blankenbergse Vaart.