Vóór 1270 n.C. leefden de heren van Uitkerke in het kasteel van Uitkerke (zie foto 1), dat gelegen was op een terp ten zuiden van de Evendijk en vermoedelijk werd gebouwd in de tweede helft van de 11e eeuw. Het kasteel had een neerhof en was omgeven door een walgracht. Tweewekelijks hield de heer van Uitkerke hof in Brugge.
Zie foto 1: het kasteel van Uitkerke (tweede helft 11e eeuw) was omgeven door een walgracht. In de loop van de geschiedenis werd het een aantal keer verwoest. De laatste heer van Uitkerke, Emmanuel Francis van Croy, liet in 1763 een nieuw kasteel in rococostijl optrekken. Bron: Collectie Heemkundig Centrum De Benne.
De dorpskern ontwikkelde zich in de nabijheid van de Sint-Amanduskerk, die vermoedelijk dateert van de 14e eeuw. De Steenstraete, aangelegd in het begin van de 14e eeuw, verbond Uitkerke met de zee. Landbouw was er de voornaamste nijverheid, maar vanaf de 15e eeuw duiken ook de eerste steenovens op. Sinds de tweede helft van de 14e eeuw had Uitkerke een eigen molen. Aanvankelijk stond deze molen in de buurt van het kasteel van Uitkerke, maar rond 1400 bouwde men meer westelijk, in de Molenhoek op de huidige Blankenbergse dijk, een nieuwe molen. Voorheen maakten de Uitkerkenaars gebruik van de Blankenbergse molen, waarvan de heren van Uitkerke het molenrecht hadden.
In de loop der eeuwen werd Uitkerke herhaaldelijk geconfronteerd met oorlogsgeweld en de nare gevolgen daarvan. Zo werd het kasteel van Uitkerke in 1488-1491 door de Bruggelingen verwoest omdat de heer van Uitkerke, Karel Halewijn, die tevens baljuw was van Brugge, tijdens de opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk geweigerd had de Brugse opstandelingen aan te voeren. Uitkerke kwam eveneens zwaar gehavend uit de 80-jarige Oorlog (1568-1648) tussen de Nederlanden en Spanje. Het aanhoudende oorlogsgeweld, de plunderende troepen, overstromingen en de hoge belastingdruk waren nefast voor de Uitkerkse landbouw. Vele gewassen werden vernield, de landbouwgronden bleven braak liggen en werden vervolgens verlaten. In 1572 vernielden de Watergeuzen de Sint-Amanduskerk en de kerk van Sint-Jan-op-den-dijk. Tijdens WO I moest Uitkerke, als uitgestrekte landbouwgemeente, op last van de Duitse bezetter het merendeel van de oogstopbrengsten afstaan voor bevoorrading van de omliggende steden en gemeenten en van de Duitse troepen. Onderwaterzettingen door de vluchtende Duitse troepen op het einde van WO II maakten dan weer vele landbouwgronden voor lange tijd onbruikbaar.
Niettemin groeiden de Uitkerkse bevolking en het aantal woningen gestaag. Bij het begin van de 16e eeuw telde Uitkerke een 25-tal huizen waaronder herbergen, een brouwerij, een pastorie, een kasteel en diverse hoeven en steenbakkerijen.
Zie foto 2: plan van Uitkerke circa 1700. De bewoning was nog voornamelijk geconcentreerd rond de parochiekerk. Bron: Collectie Heemkundig Centrum De Benne.
Halfweg de 18e eeuw telde Uitkerke een 60-tal woningen en halfweg de 19e eeuw waren dat er al 200. De dorpskern ontwikkelde zich rond de Sint-Amanduskerk met de Kerkstraat (de huidige Zwarte Leeuwstraat) als centrale as. Vanaf 1723, met de aanleg van de Blankenbergse Steenweg, was de Blankenbergse Dijk niet langer de voornaamste verbindingsweg met Brugge.
De grenzen van de Uitkerkse gemeente wijzigden in de loop der eeuwen een aantal keer. Een eerste grenswijziging vond plaats in 1788 toen Uitkerke het perceel grond waarop de Blankenbergse Sint-Antoniuskerk stond ruilde tegen twee gebieden van gelijke oppervlakte ten oosten en ten westen ervan. Door deze grenswijziging konden de Blankenbergenaars voortaan op hun eigen grondgebied naar de kerk gaan. Doordat Uitkerke eveneens een zandstrand van 2,3 km lang had afgesnoept van Blankenberge, kon het zich op het einde van de 19e eeuw tijdelijk als badgemeente ontwikkelen. De Uitkerkse badgemeente was echter een kort leven beschoren. In 1901 kwamen de oostelijke en westelijke compensatiegebieden namelijk terug in handen van Blankenberge waardoor Uitkerke zijn uitgestrekte en lucratieve badstrand, uitgebaat door de heer Franchomme uit Brussel, verloor.
In 1970 hield Uitkerke op te bestaan als zelfstandige gemeente en werd het bij Blankenberge aangehecht. Begin de jaren 1960 verwierp de Uitkerkse gemeenteraad nog het voorstel tot fusie. Een bevraging in de gemeente wees toen uit dat 90 tot 95 % van de Uitkerkenaars gekant was tegen een fusie met Blankenberge. Ook de Blankenbergse gemeenteraad was aanvankelijk niet unaniem voor een fusie te vinden. Men vreesde dat de hoofdzakelijk landelijke bevolking van Uitkerke zou dwars liggen telkens wanneer de toeristische belangen van Blankenberge verdedigd zouden moeten worden. Blankenberge was ook bang dat de fusie met een gemeente waarin tot dan toe nog geen degelijke openbare nutsvoorzieningen waren aangelegd, de stadskas veel geld zou kosten.
Zie foto 3: stratenplan van Uitkerke net vóór de fusie met buurgemeente Blankenberge. Bron: Collectie Heemkundig Centrum De Benne.
Uiteindelijk slaagden beide besturen er toch in om de violen gelijk te stemmen. Op 1 januari 1971 was de fusie een feit.
Wapenschild
Zie foto 4: het wapenschild van Uitkerke.
Officieel erkend bij Koninklijk Decreet van 14 april 1842.
Afgeleid van het wapen van de heren van Uitkerke (13e eeuw).
Het wapen beeldt vijf gouden Sint-Jacobsschelpen af op een zwart kruis. De Sint-Jacobsschelpen staan symbool voor de heilige Jacob en verwijzen hoogstwaarschijnlijk naar het feit dat de heerlijkheid Uitkerke op de pelgrimsroute lag naar Santiago de Compostela.